Loading...
Please wait, while we are loading the content...
Similar Documents
Een klinisch en epidemiologisch onderzoek naar de betekenis van bronchiale hyperreactiviteit bij kinderen met chronische aspecifieke respiratoire aandoeningen (CARA)
| Content Provider | Semantic Scholar |
|---|---|
| Author | Knol, Klaas |
| Copyright Year | 1965 |
| Abstract | SAMENVATTING EN SLOTCONCLUSIES Hoofdstuk I - Doel Het voornaamste doel van het in dit proefschrift beschreven onderzoek was te komen tot een nadere bepaling van plaats en betekenis van de bronchiale hyperreactiviteit in het klinisch beeld van de chronische aspecifieke respiratoire aandoeningen (CARA) bij kinderen. Definiering van CARA CARA wordt zowel door FLETCHER(1961) als door ORIE( 1961) gedefinieerd als een toestand die gekenmerkt wordt door het in wisselende mate voorkomen van chronisch of recidiverend hoesten, met opgeven van sputum en intermitterende of voortdurende kortademigheid, voorzover deze klachten niet uitsluitend veroorzaakt worden door andere aandoeningen zoals bv. tuberculose of mucoviscidosis. Met chronisch of recidiverend wordt bedoeld: op de meeste dagen van tenminste 3 maanden van een jaar, gedurende tenminste 2 opeenvolgende jaren.* Deze ogenschijnlijk wat nivellerende omschrijving heeft tot doel in het onderzoek de gehele groep met de hierboven genoemde klachten te betrekken, zodat door een zorgvuldige beschrijving is uit te maken op welke personen binnen de groep bepaalde al of niet vastgestelde afwijkingen betrekking hebben. Hoewel FLETCHERe n ORIE deze grondgedachte gemeen hebben, is er een verschil in werkhypothese ten aanzien van de aetiologie. Daardoor zijn de klinische ondergroeperingen die beide auteurs voorstellen ook enigszins verschillend. Terwijl FLETCHERb ij chronische bronchitis in hoofdzaak exogene factoren en bij gegeneraliseerde * Bij jonge kinderen is aan de eis: ,,gedurende tenminste 2 opeenvolgende jaren" soms (nog) niet te voldoen. bronchusobstructie (astma) een combinatie van endogene en exogene factoren veronderstelt, bestaat bij ORIE meer de neiging CARA als een nosologische eenheid te beschouwen. De voor de CARA patientjes gebruikte indeiing Om te onderzoeken of binnen het totaie klinische beeld van CARA, tussen de op grond van hun klachten meer of minder scherp te onderscheiden groepen kinderen, ook t.a.v. andere bij CARA van belang zijnde factoren als allergie en longfunctiestoornissen verschillen zouden bestaan, werd in dit proefschrift de volgende onderverdeling gemaakt: 1. Astma = kortademigheid in aanvallen of continu, in de regel gecombineerd met (anamnestisch) piepen. 2. Bronchitis = chronisch of recidiverend hoesten en opgeven van sputum, al of niet gecombineerd met piepen. 3. Astma + Bronchitis = zowel kortademigheid als chronisch of recidiverend hoesten. In verband met de in Hoofdstuk V besproken enquete onder de ouders van 500 schoolkinderen werden nog 2 andere groepen (niet volledig of niet meer beantwoordend aan de voor de diagnose CARA gestelde criteria) aan deze drie groepen toegevoegd nl.: 4. Minimale CARA = uitsluitend piepen, zonder kortademigheid of chronisch hoesten. 5. CARA zonder manifeste verschijnselen = een positieve CARAanamnese, doch het tijdstip van de laatste klachten is langer dan drie jaren geleden. Omschrijving van de aan de studie ten grondslag liggende aetiologische gezichtspunten Bij de opzet van de studie werd t.a.v. de aetiologie uitgegaan van de werkhypothese, dat CARA een constitutioneel bepaalde ziektetoestand is, die zich uit door a. een neiging tot allergische sensibilisering en b. een neiging tot bronchiale hyperreactiviteit. Naast deze, zeer waarschijnlijk erfelijke, constitutionele factoren, worden onderscheiden exogene of uitlokkende factoren en complicerende factoren. Allergenen en fysische en chemische prikkels behoren bij de uitlokkende momenten. Bronchusinfecties zijn waarschijnlijk zowel uitlokkende als complicerende factor van betekenis. Andere complicerende factoren zijn: bronchiectasieen, longfibrose en emphyseem. In bovenstaand schema moeilijk onder te brengen, maar toch ook van belang, is de invloed van hormonale en emotionele factoren. Het begrip hyperreactiviteit De overgevoeligheid van de bronchien van CARA-patienten voor histamine en acetylcholine was het hoofdonderwerp van dit onderzoek. Het met meetbare bronchusvernauwing reageren op de inhalatie van geringe hoeveelheden histamine of acetylcholine wordt aangeduid met de term: bronchiale overprikkelbaarheid of hyperreactiviteit. Het mechanisme waardoor de bronchusvernauwing ontstaat is nog niet goed bekend. Spasmus van de gladde musculatuur in de bronchuswand en oedeemvorming door vasodilatatie en veranderde permeabiliteit van de vaatwand spelen hierbij waarschijnlijk een belangrijke rol. |
| File Format | PDF HTM / HTML |
| Alternate Webpage(s) | https://www.rug.nl/research/portal/files/64750579/K.Knol.pdf |
| Language | English |
| Access Restriction | Open |
| Content Type | Text |
| Resource Type | Article |